Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5456

Datum uitspraak2004-03-10
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers96914/HA ZA 03-1351
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het voorlopige oordeel van de rechtbank is dat een huurkoopovereenkomst het onderwerp van geschil is. Dit brengt mee dat niet de civiele rechter, maar de sector kanton deze zaak verder dient te behandelen.


Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 96914/HA ZA 03-1351 Vonnisdatum: 10 maart 2004 150 VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM, ENKELVOUDIGE KAMER, in de zaak van: de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam, rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., eiseres in de hoofdzaak, gedaagde in het incident, procureur mr. W.M.U. van der Blom, -- tegen -- [gedaagde], wonende te Purmerend, gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident, procureur mr. M.M. Fornier. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia respectievelijk [gedaagde]. 1. Het verloop van het geding Voor de loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het grif-fiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis in het incident is gevraagd: - de dagvaarding d.d. 22 september 2003, met producties; - de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties; - de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties. 2. De vordering in de hoofdzaak Dexia vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Dexia tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 13.418,93, ver-meerderd met de contractuele rente ad 0.96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 11.946,58, vanaf 16 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, waaronder de proceskosten. 3. De vordering in het incident 3.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van het geschil kennis te nemen en de zaak met inachtneming van artikel 71 lid 1 Rv zal verwijzen naar de bevoegde kamer van de rechtbank Haarlem, sector kanton, met veroordeling van Dexia in de kosten van dit incident. 3.2 [gedaagde] stelt daartoe - kort samengevat- dat in deze zaak sprake is van een huur-koopovereenkomst en de kantonrechter daarom op grond van artikel 93 sub c Rv be-voegd is. 4. Het verweer in het incident Dexia verzet zich tegen toewijzing van de incidentele vordering. Op het verweer van Dexia zal hierna worden ingegaan. 5. Het oordeel van de rechtbank in het incident 5.1 De rechtbank stelt voorop dat de sector kanton op grond van artikel 93, aanhef en sub c alleen dan de zaak dient te behandelen en te beslissen, indien sprake is van een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A:1576h e.v. BW en dat, mocht dat laat-ste het geval zijn, dit niet kan leiden tot onbevoegdheid van de rechtbank, doch tot verwijzing op de voet van artikel 71 lid 2 Rv naar een kamer die tot de sector kanton van deze rechtbank behoort. 5.2 Volgens de daarvan overgelegde overeenkomst zijn partijen of hun rechtsvoor-ganger een lease-overeenkomst, genaamd Winstverdriedubbelaar, aangegaan met be-trekking tot door Legio Lease aangekochte pakketten aandelen in de fondsen Abn Amro, Ahold en ING. De looptijd van deze overeenkomst is 36 maanden. 5.3 De betalingsverplichting van de Lessee is volgens deze overeenkomst: a. 36 termijnbetalingen à f 249,13 (€ 113,05) per maand, b. een bedrag van f 100.- op of omstreeks de 35e maand, c. aan het einde van de lease-overeenkomst: het restant à f 42.643,86 (€ 19.350,94), volgens de overeenkomst eventueel te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aangekochte effecten. 5.4 Artikel 5 van de overeenkomst luidt: Zodra lessee al datgene aan Legio Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden. 5.5 Artikel 2 van de eveneens op deze overeenkomst toepasselijk Bijzondere Voor-waarden Effecten Lease luidt: Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoof-de van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn ver-plichtingen uit hoofd van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchère, overeenkom-stig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waar-den totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van de les-see werkt. Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schrifte-lijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn geworden. 5.6 Dexia stelt dat een effectenlease-overeenkomst geen koop op afbetaling is en dus ook geen huurkoop. In de eerste plaats heeft de overeenkomst volgens Dexia betrek-king op effecten, zijnde vermogensrechten, terwijl art. 7A:1576 lid 1 BW spreekt over zaken. Weliswaar bepaalt art. 7A:1576 lid 5 BW dat titel 5A van boek 7A BW van overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten, maar dit zou een uitbreiding be-treffen van de werkingssfeer van de bepalingen die op koop op afbetaling van toepas-sing zijn en niet een uitbreiding van de definitie koop op afbetaling zelf. De overeen-komst voldoet volgens Dexia evenmin aan de drie overige vereisten als omschreven in art. 7A:1576 lid 1 BW: van aflevering is geen sprake, noch vindt betaling van de koopprijs in termijnen plaats, noch zouden partijen eigendomsoverdracht van de aan-delen beoogd hebben. 5.7 De rechtbank stelt vast dat haar voorlopig oordeel over het onderwerp van de zaak beslissend is met betrekking tot de bevoegdheidsvraag (artikel 71 lid 3 Rv). 5.8 Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met art. 7A:1576 lid 5 BW juist heeft beoogd dat vermogensrechten onderwerp kunnen zijn van koop op afbetaling (en dus van huurkoop, zijnde een bijzondere vorm van koop op afbetaling). Nu aandelen te kwalificeren zijn als vermogensrechten is titel 5A ook van toepassing op een over-dracht van aandelen. Wanneer aandelen derhalve worden overgedragen op een wijze die voldoet aan het in art. 7A:1576h lid 1 BW bepaalde, is die overdracht daarmee te kwalificeren als huurkoop. 5.9 Voorts miskent Dexia dat de aflevering van effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art. 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat de aandelen zijn afgeleverd als in art. 7A:1576h lid 1 BW bedoeld. Het hiervoor aangehaalde art. 2 van Bijzondere Voorwaarden is te beschou-wen dan als een eigendomsvoorbehoud en formuleert de in art. 7A:1576h lid 1 BW bedoelde voorwaarde. Dat de eigendom van de effecten pas overgaat na volledige be-talings, doet er echter niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgehad. 5.10 Dexia betwist voorts ten onrechte dat de betalingsverplichting mede bestond uit termijnbetalingen. Uit de hiervoor genoemde maandelijkse termijnen, gevolgd door een tweetal slottermijnen, volgt dat aan het vereiste van meer dan een betaling na de - hiervoor reeds besproken - aflevering van de aandelen. De vraag hoe deze termijnbe-talingen door partijen worden gekwalificeerd is daarvoor niet van belang. 5.11 Dexia betwist ten slotte vruchteloos dat partijen geen eigendomsoverdracht heb-ben beoogd. De hiervoor aangehaalde contractsbepalingen (art. 5 van de Overeen-komst en art. 2 van de Bijzondere Voorwaarden) schrijven juist uitdrukkelijk voor dat de eigendom van de aandelen "automatisch" overgaat zodra de betalingsverplichtingen zijn nagekomen. Dat bij het einde van de looptijd van de overeenkomst veelal wordt gekozen voor verkoop van de aandelen en verrekening van de opbrengst, maakt dit niet anders. 5.12 Op grond van bovenstaande is het voorlopige oordeel van de rechtbank derhalve dat het onderwerp van geschil een huurkoopovereenkomst is. Dit brengt mee dat niet de civiele sector, maar de sector kanton deze zaak verder dient te behandelen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar een kamer die tot de sector kanton, locatie Zaan-dam behoort. 5.13 De rechtbank zal een nieuwe roldatum bepalen. Partijen kunnen bij de sector kanton in persoon of bij gemachtigde verschijnen en zijn dus niet verplicht bij procu-reur te verschijnen. De griffier van de sector kanton plaatst de zaak op de rol. 5.14 Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident. 6. Beslissing De rechtbank: In het incident 6.1 Verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt ter verdere behandeling en beslissing naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie Zaandam; 6.2 Bepaalt als nieuwe roldatum de civiele rolzitting van de sector kanton, locatie Zaandam van donderdag 8 april 2004 te 10.00 uur. 6.3 Veroordeelt Dexia in de kosten van het incident tot aan deze uitspraak aan de zij-de van [gedaagde] begroot op € 255,- aan vastrecht en op € 390,- aan salaris voor de pro-cureur. Dit vonnis is gewezen door mr. V. van den Brink, lid van voormelde kamer, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 10 maart 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.